De commissie wilde weten of bankieren nog steeds een spel is waarbij de winsten voor de aandeelhouders zijn en de belastingbetalers opdraaien voor het risico op verlies. De grote banken waren tijdens de kredietcrisis te groot om om te vallen. Dat zou leiden tot het ineenstorten van het financiële systeem en het land naar de rand van de economische afgrond brengen. Om die reden schoot toenmalig minister Wouter Bos van Financiën ze te hulp met geld van de belastingbetalers.

Knot en minister Jan Kees de Jager van Financiën legden de commissie vrijdag allebei uit dat de lessen van de kredietcrisis geleerd zijn. Het toezicht is verscherpt en wetgeving is of wordt aangepast. Maar banken kunnen niet alleen te groot zijn om om te vallen, ze kunnen ook te groot zijn om door een klein land gered te worden. Zo leerde het Icesave-debacle dat de financiële sector een klein land als IJsland volledig boven het hoofd is gegroeid. Maar ook landen als Zwitserland, Nederland en Luxemburg hebben een naar verhouding grote financiële sector.

Interventiewet

De Jager zei de oplossing niet te zien in het stellen van grenzen aan de omvang van banken of in het splitsen van banken in spaarbanken en zakenbanken. Hij wil niet in een positie komen dat hij, zoals zijn voorganger Wouter Bos, hele banken overeind moet houden. Dat zou nu een stuk moeilijker zijn, omdat sindsdien de staatsschuld van ons land enorm is toegenomen. Een interventiewet, die al bij de Tweede Kamer ligt, biedt de mogelijkheid om delen van banken, waaronder spaargelden, apart te zetten als die in de financiële problemen komen.

De commissie vindt dat ze nog geen volledig antwoord heeft gekregen op de vraag of de overheid bij de nationalisatie van ABN Amro wist dat er later nog eens 6,5 miljard euro bijbetaald zou moeten worden. Daar probeert ze nog achter te komen, voordat eind maart het onderzoeksrapport komt.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl